Ik hoor het mezelf zeggen aan het begin van mijn gebed: ‘Dank U wel dat we hier bij elkaar zijn…’ Niets verkeerds mee, ik ben echt dankbaar dat we bij elkaar zijn voor deze ontmoeting!

Sommige psalmen beginnen ook heel positief, zoals psalm 65: 

2U komt de lof toe

 

Maar vele psalmen beginnen weer heel anders, zoals psalm 61: 

2Hoor, o God, mijn smeken,

sla acht op mijn gebed,

3van het einde der aarde roep ik u aan,

want mijn hart bezwijkt.

 

Ik schrijf dit na afloop van de laatste zondagavonddienst van dit seizoen. Het thema was 'getuigen van de hoop die in ons leeft.' Na de inleiding is er ruimte om te delen van de hoop die in ons leeft, maar ook van de wanhoop. De eerste persoon vertelt een persoonlijk verhaal tussen hoop en wanhoop in.

Ik moet denken aan zoveel psalmen die beginnen met wanhoop, en dan plots omslaan in hoop. Psalm 57 is daar een mooi voorbeeld van:

 

5Tussen leeuwen moet ik liggen,

tussen dieren die mensen verslinden,

hun tanden zijn speren en pijlen,

hun tong is een geslepen zwaard.

Een van de redenen waarom ik zo dol ben op de psalmen, is de menselijkheid die er aan alle kanten in sluipt en van bijna elk vers weer afdruipt. De psalmen vieren Gods bestaan op de meest menselijke schaal zonder afbreuk te doen aan Zijn Grootheid en Heiligheid.

Een van de psalmen die dat het mooiste doet is psalm 102. Veel Joodser wordt deze wereld niet meer. Maar voel je niet meteen vrijgesproken. Dit is nog elke dag pijnlijk actueel. 

De schrijver verdrinkt in zijn zorgen en als goed Levantijn, mensen uit mijn hoek van de wereld, jammert hij er op los tegen God in de eerste 12 verzen. Het is een compleet Grieks drama: alles is tegen mij en kwelt me en niets is redelijk. 

We hebben allemaal zulke tijden, dagen dat we het liefst terug in bed kruipen en zielig zijn. Ik ben verkouden, de bus is voor mijn neus weggereden en op het werk gaat mijn promotie ook al niet door, boehoe! Je wereld is voor het moment niet groter dan de meter om je neus en vol kwellingen. 

Het mooie aan deze psalm is dat op het moment dat het gejammer gedaan is het niet meer “ik en mij” is maar “wij samen voor God”. Het drama is geen hol zielig zijn, maar een moment van vrijheid om zwak te zijn in het volle besef dat God Groter is dan alles.

Die kracht uit zich in het noemen van verhoorde gebeden van anderen in de verzen 20-23 en de opdracht dat op te schrijven voor de toekomst, voor mensen die we nog helemaal niet kennen. 

Ik kan de schrijver van deze psalm postuum wel knuffelen. Wat een voorbeeld! Wat een mooie weg om met tegenslag en depressie om te gaan.
Het mag fout gaan en we mogen daarover jengelen, maar dan wel in het volle besef van Gods Vaderhart.
We mogen vastleggen wat fout gaat als we ook vastleggen hoe onze gebeden verhoord zijn voor mensen die nu nog niet eens in de wieg liggen. Want wij zijn tijdelijk en God maakt daar een ketting van die reikt tot in de eeuwigheid. Daar mogen we samen van doordrongen zijn. Wat een Zegen! 

Er zijn zo van die momenten dat je betreurt dat we versnummers en hoofdstukken in de bijbel hebben gevoegd om het makkelijker te maken om dingen terug te vinden. (Het staat nu eenmaal slordig als je zegt ergens achter in Leviticus staat…) Het hindert soms om een verband te zien, als de conclusie 8 verzen verderop staat of zelfs een hoofdstuk eerder al aangegeven is.
Dat geldt zeker voor de Psalmen, waar we een hele industrie van kaartenmakers en fotografen in leven houden met citaten die we mooi of belangrijk vinden. Die uitspraken zijn altijd heel passend en mooi, maar vaak om een heel andere reden dan de kaart doet geloven.

Een mooi voorbeeld is Psalm 133. We kennen vers 1 van de kaarten of het Joodse liedje “Hine ma tov uma na’im”, maar stoppen daar meestal met lezen. Lees voor een keertje eens verder tot het eind. Afhankelijk van je vertaling vind je dan dat het zo goed is dat mensen in harmonie samen leven omdat God Zijn Zegen er op legt.

Dat draait het verhaal compleet om. Het is niet zo maar goed, nee het is de vreugde van met God samen te leven.

Onze wereld is er een vol van boze, verdrietige en gebroken mensen, daar wil ik niet overheen kijken, schrijven of praten, maar zijn wij niet in het voetspoor van de Joden degenen die juist die harmonie zouden moeten uitleven?
Is Jezus niet juist voor ons gestorven en opgestaan, zodat we weer deel kunnen zijn van die vreugde?

 

Wij leven met God, laten we een beetje van die vreugde delen met de enge buitenwereld. Groet de vreemdeling die je tegenkomt, sta even stil als iemand een praatje maken wil, geef de dakloze iets te eten, geniet even van de natuur. Juist omdat het zo goed is als mensen als gelijken samen kunnen leven onder Zijn Zegen.

Hoe vaak gebeurt het niet dat we helemaal opgaan in de dingen van alledag? 

Elke dag wachten weer duizend verplichtingen op je nog voor je een oog hebt open gedaan. Als piranhas knabbelen ze aan je tijd. Voor je het weet vullen je verplichtingen je dag als snelhardend beton. Waar is er nog tijd om adem te halen en even tijd met God te hebben? Er is altijd wel iets.

Toch is er zoveel meer in de wereld dan afspraken en verplichtingen, jachten en jagen. Dat weten we ook wel, maar voor zoveel van ons moet het eerst vakantie zijn, voor we daar tijd voor hebben.

In psalm 65 zit een hele mooie uitspraak verborgen, die vaak in vertalingen uitgepoetst wordt. Vers 9 zegt vrij vertaald door mij (met hulp van de NRSV, de KJV, de Statenvertaling en Goed Nieuws uit de grondtekst van de Stuttgart Codex) 

 

“Mensen van het verste westen tot het verste oosten zijn verrukt van uw wonderen

De poorten van de morgen en de avond juichen van vreugde in U”