In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was.

Hij is wel geboren maar heeft het levenslicht nooit gezien. Zijn wereld bleef donker. Hij kon zich geen voorstelling maken over hoe zijn ouders, zijn omgeving en de wereld eruitzag. Gevangen in het duister.

De discipelen stellen Jezus de vraag ‘wie zijn schuld is het?’ Komt het door zijn zonde of zonde van de ouders misschien? Hoewel de blinde man letterlijk blind is, tasten de discpelen geestelijk in het duister. In hun denken is er maar één oplossing, dit is het gevolg van zonde - de vraag is alleen van wie…hijzelf of zijn ouders? Jezus maakt snel een einde aan deze discussie. ‘Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet.’ Dat is niet de oorzaak van de geboren blindheid van deze man.

Een ontmoeting met Jezus is altijd persoonlijk. Regelmatig lezen we dat Jezus mensen aanmoedigt om hun verhaal open en bloot voor Jezus neer te leggen. Niet omdat hij het niet allang weet, maar om hij weet hoe genezend het voor ons is om de waarheid bij hem - het Licht Zelf - te brengen, zodat hij ons vrij kan maken en genezen.

In Johannes 8 lezen we over een ontmoeting met Jezus van een vrouw die niet vrijwillig bij Jezus kwam. Ze was op heterdaad betrapt toen zij overspel pleegde. Ze wordt meegesleurd door een menigte die steeds groter wordt, blootgesteld aan veroordelende ogen. Ze heeft niets om de schaamte van haar daad mee te bedekken. Haar verhaal ligt open en bloot op straat en daar staat ze dan, in het midden voor de Meester; Jezus.

Haar aanklagers gebruiken haar schaamteloos als middel om Jezus op de proef te stellen. Het gaat hen helemaal niet om haar of om wat zij heeft gedaan. Ze gebruiken haar en deze situatie om te zien of ze Jezus konden aanklagen. Zou Jezus hen opdracht geven haar te stenigen naar de wet van Mozes? Zo niet, hoe denkt hij daar dan onderuit te kunnen komen?

En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens;  wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. - 6:35

Het zesde hoofdstuk van Johannes begint met het verhaal van de eerste wonderbaarlijke spijziging. Nog voordat de menigte mensen om iets te eten vraagt is Jezus al met ontferming over hen bewogen om in eten te voorzien. 

En Jezus nam de broden, en nadat Hij gedankt had, deelde Hij ze uit….(v.11)

"Het wonder gebeurd in het breken."* 

Een dag later wordt Jezus opnieuw door dezelfde menigte opgewacht. Jezus, kent hen. Hij zegt, jullie zijn niet naar mij gekomen om wie Ik ben en wat ik heb gedaan, maar jullie zijn gekomen omdat jullie van de broden hebben gegeten en verzadigd zijn.

(naar Johannes 7)

Wie vanuit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar Wie de eer zoekt van Hem Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig en geen ongerechtigheid is in Hem. (Joh.7: 18)

Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden. (Joh.7: 37-38)

Sacramenten zijn werkzame tekenen van bijzondere genade die met woorden, symbolen en gebaren de liefde en trouw van God zichtbaar maken. De Rooms Katholieke Kerk kent er 7, als Protestantse Kerk kennen wij er twee, de doop en het avondmaal. Maar het begrip sacrament gaat eigenlijk over veel meer.  Wat Jezus ons verteld in Johannes 7 is dat wanneer we deel hebben aan Jezus. In hem geloven en van Zijn levende water geproefd hebben, hij ons als het ware verandert, transformeert in levende sacramenten. Als we het echte levende water hebben geproefd - en niet doen alsof we weten hoe dat smaakt, dan zend Jezus ons zoals de Vader hem zond. 

“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.” (Joh.20:21)

Als we dit water hebben geproefd dan zoeken we niet langer onze eigen eer, maar zijn de woorden ‘Uw Naam wordt geheiligd’ en ‘Uw wil geschiede’ ons dagelijks gebed en het verlangen van ons hart. We leven niet langer voor onszelf maar alles wat we doen en laten, doen we voor Jezus! (Kol.3:17 & 23) Voor Jezus die ons gezonden heeft…

Johannes 5:19-47

Nadat de verlamde man door Jezus is genezen, zijn de Joodse leiders woedend omdat Jezus het lef had dit op de sabbat te doen! Hoe durft hij tegen Mozes in te gaan?! En wat hen nog veel meer dwars zit, is dat Jezus zegt dat God Zijn Vader is.

En dan staat er in vers 19: Jezus dan antwoordde… Opvallend is dat er geen concrete vraag aan vooraf gaat, dus waar antwoordde Jezus op? Jezus zag hoe lang die man daar al lag (Joh.5:6), en Jezus doorzag ook al de gedachten en de boosheid in het hart van de Joodse leiders. De toespraak die Jezus als antwoord geeft is adembenemend en biedt ons een compleet ander perspectief op God.

Jezus zegt met deze toespraak eigenlijk, weet je hoe het komt dat jullie zo kwaad worden wanneer ik mezelf gelijk stel aan God? Dat komt omdat jullie beeld van God totaal niet overeenkomt met wie Ik ben, maar ik ben de Ik Ben. En dat betekent dat jullie God die jullie denken te volgen en kennen, helemaal niet kennen, laat staan volgen. Jullie kennen zijn liefde niet. Want nu Hij in Hoogst Eigen Persoon - Ik de Zoon - voor jullie staat, onder jullie is, is hij een vreemde voor jullie, aan wie jullie een hekel hebben. En dat maakt jullie doodsbang en woedend, dat kan gewoon niet waar zijn… Maar het is waar! De Vader en Ik zijn dezelfde. Dat zijn misschien wel de meest radicale woorden in het Johannes evangelie.