Een van de redenen waarom ik zo dol ben op de psalmen, is de menselijkheid die er aan alle kanten in sluipt en van bijna elk vers weer afdruipt. De psalmen vieren Gods bestaan op de meest menselijke schaal zonder afbreuk te doen aan Zijn Grootheid en Heiligheid.
Een van de psalmen die dat het mooiste doet is psalm 102. Veel Joodser wordt deze wereld niet meer. Maar voel je niet meteen vrijgesproken. Dit is nog elke dag pijnlijk actueel.
De schrijver verdrinkt in zijn zorgen en als goed Levantijn, mensen uit mijn hoek van de wereld, jammert hij er op los tegen God in de eerste 12 verzen. Het is een compleet Grieks drama: alles is tegen mij en kwelt me en niets is redelijk.
We hebben allemaal zulke tijden, dagen dat we het liefst terug in bed kruipen en zielig zijn. Ik ben verkouden, de bus is voor mijn neus weggereden en op het werk gaat mijn promotie ook al niet door, boehoe! Je wereld is voor het moment niet groter dan de meter om je neus en vol kwellingen.
Het mooie aan deze psalm is dat op het moment dat het gejammer gedaan is het niet meer “ik en mij” is maar “wij samen voor God”. Het drama is geen hol zielig zijn, maar een moment van vrijheid om zwak te zijn in het volle besef dat God Groter is dan alles.
Die kracht uit zich in het noemen van verhoorde gebeden van anderen in de verzen 20-23 en de opdracht dat op te schrijven voor de toekomst, voor mensen die we nog helemaal niet kennen.
Ik kan de schrijver van deze psalm postuum wel knuffelen. Wat een voorbeeld! Wat een mooie weg om met tegenslag en depressie om te gaan.
Het mag fout gaan en we mogen daarover jengelen, maar dan wel in het volle besef van Gods Vaderhart.
We mogen vastleggen wat fout gaat als we ook vastleggen hoe onze gebeden verhoord zijn voor mensen die nu nog niet eens in de wieg liggen. Want wij zijn tijdelijk en God maakt daar een ketting van die reikt tot in de eeuwigheid. Daar mogen we samen van doordrongen zijn. Wat een Zegen!