Hoe je naar iets kijkt, bepaalt in hoge mate wat je ziet. Daarom wil ik iets voorstellen, wat je ongetwijfeld niet zo vaak doet (ik ook niet): begin dit boek bij het einde. Lees als eerste de laatste brief (brief 31). Spoiler alert: je weet dan ook direct hoe het boek afloopt.

Deze brief beschrijft het einde van het verhaal. En het einde van het leven van ‘de patiënt’ (het hele boek komen we niet achter zijn naam!). Hij sterft bij een bombardement, snel en onverwacht. En met dat sterven komt een einde aan alle verleiding en alle onzekerheden van zijn leven. Het leven in geloof gaat voor ‘de patiënt’ over in aanschouwen. Hij ziet wat er speelde in zijn leven. Hij ziet Galsem, de demon die hem moest verleiden. Hij ervaart de bevrijding van zijn lichaam van de dood en de bevrijding van de zonde. Het is (schrijft Lewis) ‘alsof hij een vuil, nat en plakkerig kledingstuk voorgoed van zich afstroopte.’ (blz. 130)
Niet alleen ziet ‘de patiënt’ de demon, hij ziet ook de engelen die hem bijgestaan hebben zijn leven lang. En tot slot ziet hij God, van aangezicht tot aangezicht.

Daarmee heeft ‘de patiënt’ in één keer een unieke terugblik op zijn eigen leven. Een leven dat onverwacht en snel voorbij is. De keuzes zijn gemaakt, het leven is geleefd, het is wat het is. Voor ons allemaal komt dat moment vroeg of laat, verwacht of onverwacht, voorbereid of onvoorbereid. En dan? Hoe kijk je dan terug op jouw leven? Zou je tevreden zijn met de keuzes die je gemaakt hebt? Met het leven dat je geleefd hebt? Of zou je dingen anders doen als je het over mocht doen? Belangrijke vragen om niet pas bij stil te staan als het einde daar is!

Waarom daag ik je uit om met het laatste hoofdstuk te beginnen? Omdat je eigenlijk alles in dit boek ‘omgekeerd’ moet lezen. In onze kerk streven we naar levensheiliging. We proberen zo te leven zoals Jezus leefde of zou leven in onze plaats. Dat vraagt om bezinning en aandacht voor de keuzes die je maakt van moment tot moment. We hebben daar al vaker bij stil gestaan bij In de Praktijk. In het kort komt het neer op de oude wijsheid uit de Middeleeuwen: memento mori (gedenk te sterven). 
Schroeflik geeft Galsem allerlei tips en ideeën. Mijn uitdaging aan jou is om deze tips en ideeën ‘omgekeerd’ te lezen. Als hij bijvoorbeeld schrijft: ‘Je moet hem in een toestand brengen waarin hij zich een uur lang aan zelfonderzoek kan wijden zonder iets te ontdekken  van wat klip en klaar is voor ieder die met hem onder hetzelfde dak gewoond of in hetzelfde kantoor gewerkt heeft,’ (blz. 19) dan weet je dat Lewis ons eigenlijk oproept om juist wel te kijken naar hoe we reageren als huisgenoten of directe collega’s ons irriteren. Het hele boek is een aansporing tot zelfonderzoek. 

Zo zien we dat dit boek ten diepste gaat over levensheiliging, over onze geestelijke vorming: waar zien we hoe de geestelijke wereld onze dagelijks leven raakt en ermee verweven is? Waar ervaren we God in de goede dingen van zijn schepping? Wat is Gods bedoeling met de dingen waar mensen van genieten? Hoe eerlijk zijn we als we kijken naar de staat van onze ziel en onze relaties met anderen?