In de 40-dagentijd staan we stil bij het leven van Jezus. Wie was hij? Wat kwam hij doen? Wat kunnen we van en over hem leren? We doen dit aan de hand van de evangelist Johannes. Hij beschrijft wie Jezus was en wat hij kwam doen in zeven tekens. Deze week het vierde teken: Het teken van het brood (Johannes 6:1-15).

Het vierde teken dat Johannes beschrijft is een heel bekend verhaal. Het is het enige verhaal (naast de kruisiging en opstanding van Jezus) dat in alle vier de evangeliën voorkomt. Kennelijk is het voor alle evangelisten van grote betekenis geweest dat Jezus meer dan 5000 mensen te eten heeft gegeven vanuit praktisch niets. 

Johannes schetst ons een beeld dat we kunnen aanvullen met feiten uit de andere evangeliën. Jezus wil zich terug trekken op een rustige plek met zijn leerlingen. Tijd om bij te komen, na te denken en met elkaar te spreken over de gebeurtenissen van de periode daarvoor. Maar de mensen gunnen Hem geen rust. Zodra ze weten waar Hij is, duiken ze in grote getale op.

Jezus raakt niet ondersteboven van het feit dat zijn plannen door de war geschopt worden. En hoewel Hij weet dat ze komen vanuit motieven die vooral te maken hebben met wat Hij kan doen en niet met wie Hij is (‘omdat ze gezien hadden welke wondertekenen hij deed bij zieken’), raakt Hij toch bewogen over hen. 

Johannes vertelt ons dat het kort voor het Joodse Pesachfeest is. Dit is een belangrijk detail. In het Johannesevangelie trekt Jezus ongeveer drie jaar rond en viert Hij drie maal het Pesachfeest. Het feest dat hier genoemd wordt, is het tweede Pesachfeest. Een jaar later, bij het derde Pesachfeest, zal Jezus gevangen genomen worden en ter dood gebracht. Maar zover is het nu nog niet.

Het Pesachfeest is een feest met veel diepe lagen en betekenissen. De Joodse gelovigen herdenken bij dit feest de bevrijding uit Egypte. Mozes, hun grote leider, heeft hen bevrijd uit Egypte, dat machtige koninkrijk dan onoverwinnelijk leek, en meegenomen op een tocht door de woestijn naar het Beloofde Land. Onderweg voorzag God via Mozes hen van eten, manna dat elke dag op wonderlijke wijze uit de hemel kwam (Exodus 16:14-36). 

Het feest riep daarnaast ook andere emoties op. Want opnieuw lijdt het volk onder zware onderdrukking van een machtige heerser (de Romeinen) en verlangen zij naar een profeet als Mozes of een koning die hen zal bevrijden. Het Pesachfeest is dus naast een religieus feest ook een kruitvat van (nationalistische) verlangens naar verandering.

In de aanloop naar dat feest verricht Jezus dit teken. Als om te benadrukken hoe groot de menigte is en hoe weinig er voorhanden is, vraagt Jezus zijn leerlingen wat ze zullen doen. De leerlingen kunnen niet verder kijken dan de materiële werkelijkheid. Filippus rekent uit dat je om zo’n menigte nog enigszins te voeden wel voor 200 denarie aan brood nodig hebt (dat zijn acht maandsalarissen!) en dan nog heeft iedereen maar klein stukje brood. Andreas brengt een jongen bij Jezus die vijf gerstebroodjes en twee visjes bij zich heeft, maar hij zegt er bij: “Maar wat hebben we daar aan?”. 

In alle rust laat Jezus de mensen plaats nemen in groepen. Daarna neemt hij het brood, spreekt een dankgebed uit en deelt het brood en de vis onder de mensen uit. Tijdens dat delen gebeurt het wonder: er is meer dan genoeg voor iedereen. Net als bij het eerste teken (water in wijn) laat Jezus hier opnieuw zien dat Hij niet gekomen is om iets nieuws te scheppen, maar om wat er is te transformeren tot iets groters, iets waar de leerlingen zich in ieder geval geen voorstelling van konden maken. Als de nieuwe Mozes voorziet Hij hen van brood uit de hemel. En niet zomaar een handjevol, nee ‘zoveel als ze wilden’. En net als de wijn uit het eerste teken heeft ook het brood van dit teken een diepere betekenis die verwijst naar het komende Koninkrijk van God. In zo’n teken, dat vaak een heel praktisch en aards probleem oplost, verwijst Jezus naar de geestelijke werkelijkheid die achter onze werkelijkheid ligt.

Even verderop in het verhaal vertelt Jezus wie Hij is (vers 35): Hij is het Brood dat leven geeft. Wie bij Hem komt zal nooit meer honger hebben en wie in Hem gelooft zal nooit meer dorst hebben. Dat is de essentie van het teken. Maar de mensen verliezen hun interesse. Zij willen een profeet, een koning, een bevrijder die aan hun verwachtingen voldoet.

Honger en dorst zijn metaforen voor de menselijke behoefte om God te kennen, om een relatie met Hem te hebben. Dat is waar Jezus voor gekomen is. Om onze honger en dorst naar God te stillen en om onze levens te transformeren tot iets groters. Iets waar we ons nu misschien wel geen voorstelling van kunnen maken.

In deze 40-dagentijd op weg naar Pasen, kun je op verschillende manieren stil staan bij je eigen honger naar God. Voel je die honger nog? Verwacht je Jezus als het Brood dat leven geeft? Of heb je diep van binnen andere verwachtingen die je belangrijker vindt? Echte, blijvende vervulling is alleen bij God te vinden. Jezus wijst ons daarop door dit teken. Hij is het Brood dat leven geeft!