In de 40-dagentijd staan we stil bij het leven van Jezus. Wie was hij? Wat kwam hij doen? Wat kunnen we van en over hem leren? We doen dit aan de hand van de evangelist Johannes. Hij beschrijft wie Jezus was en wat hij kwam doen in zeven tekens. Deze week het zevende teken: Jezus wekt Lazarus op uit de dood (Johannes 11:1-54)

Na het vorige teken neemt de verdeeldheid onder de mensen over wie Jezus is toe. Meer mensen komen tot geloof in Hem, maar de tegenstand neemt ook verder toe. Het wordt voor Jezus steeds gevaarlijker om zich in de buurt van Jeruzalem te vertonen.

Maar dan komt het bericht dat Lazarus ziek is. En Lazarus woont in Betanië, een dorpje dat niet ver van Jeruzalem af ligt. Tegen de tijd dat Jezus arriveert, is Lazarus inmiddels overleden. Veel mensen uit de omgeving (en dus ook uit Jeruzalem!) zijn gekomen om samen met zijn zusters Marta en Maria over hem te rouwen. Zoals gebruikelijk in die tijd duurt het rouwen minstens zeven dagen.

De eerste die Jezus tegemoet komt, is Marta. Tussen hen ontspint zich een gesprek over de opstanding uit de doden. Marta belijdt haar geloof in de opstanding uit de doden. Voor ons lijkt dat een vanzelfsprekendheid, maar dat is het niet. Ook in Jezus’ dagen waren het niet de minsten die dachten dat met de dood alles afgelopen was. De Sadducceeën, een belangrijke godsdienstige stroming in de toenmalige maatschappij, geloofden bijvoorbeeld niet in een opstanding uit de doden. In Marcus 12:18-27 kun je lezen hoe Jezus met hen hierover de discussie aangaat.

Maar tegen Marta zegt Jezus: “Ik ben de opstanding en het leven.” Hij is de opstanding, dat betekent dat de dood niet het laatste woord heeft. Wie in Jezus gelooft zal leven, ook al is hij gestorven. De dood zal de mensen die hij heeft opgeslokt af moeten staan aan het nieuwe leven dat Jezus geeft. Dat nieuwe leven begint niet pas na de dood. Jezus zelf is het leven. Wie leeft en in Hem gelooft zal nooit sterven. De dood zal nooit echt vat op je hebben als je het leven van Jezus in je hebt. Dat is een groot mysterie, het eeuwige leven dat niet pas begint als je dood bent, maar nu al in ons werkzaam wil zijn.

Jezus is ondertussen diep geraakt door het overlijden van zijn vriend Lazarus. Voor Hem is dit niet maar een theologische kwestie waar je de messen weer eens op kunt slijpen. Hij ziet het verdriet van Marta en Maria en de overige omstanders. Hij ziet wat de dood te weeg brengt: het snijdt mensen af van hun geliefde, voortaan moeten zij verder zonder hem of haar. De meesten van ons hebben wel zo’n lijstje met namen van mensen die ons te jong of te abrupt zijn ontvallen. En soms kunnen de vragen daarbij levensgroot zijn.

Ook de omstanders zien Jezus’ verdriet. ‘Wat heeft Hij veel van hem gehouden,’ zeggen ze. ‘Was Hij hier maar eerder gekomen, dan had Hij nog wat kunnen doen voor hem.’

Jezus laat zich naar het graf van Lazarus brengen. Resoluut laat Hij de steen voor het graf verwijderen en roept Lazarus naar buiten. En Lazarus komt…

Jezus is niet zomaar een wonderdoener. Natuurlijk had Hij iets voor Lazarus kunnen doen toen deze nog ziek was. Maar nu laat Jezus iets zien van de macht die in Hem woont. Hij is het leven zelf en zijn macht reikt tot over de grenzen van de dood! 

Ironisch genoeg brengt de opwekking van Lazarus de dood van Jezus dichterbij. Het is het point of no return, zowel voor Jezus als voor de Farizeeën. Tot aan het hoogste niveau, hogepriester Kajafas, overleggen ze vanaf dat moment hoe ze Jezus kunnen doden… 

En Jezus? Hij richt het vizier op Jeruzalem. Vanaf nu vertelt Johannes over de laatste week van Jezus’ leven, de week waarin Hij sterft en weer opstaat. De week waarin Hij over de grenzen van de dood gaat…