Alhoewel het lijkt alsof hebzucht een recente, moderne zonde is die samenhangt met onze ideeën over economische groei, wordt er al eeuwen over deze slechte gewoonte nagedacht en gesproken. Ook de Bijbel neemt er een stevig standpunt over in. Denk maar aan de beroemde uitspraak van Jezus dat het makkelijker is voor een kameel om door het oog van de naald te gaan dan voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan. De Bijbel heeft zelfs veel meer te zeggen over onze omgang met rijkdom en geld dan over seks. 

Volgens Thomas van Aquino is hebzucht het ontspoorde liefhebben van of verlangen naar geld en alles wat je met geld kun kopen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten maar de kern is dat hebzucht een ontspoorde vorm van liefde is. 

Hebzucht heeft niet alleen betrekking op je innerlijke houding tegenover geld en bezittingen. Er is een verband tussen onze uiterlijke daden en de manier waarop onze innerlijke overtuigingen en verlangens gevormd worden. Net als bij elke andere gewoonte vormt ook deze zich in ons hart door met elke herhaalde uiterlijke handeling een spoor of groef in het verlangen van ons hart te maken. Hoe vaker je een handeling herhaalt, hoe gemakkelijker deze je afgaat. Uiteindelijk wordt het een gewoonte.

De deugd die tegenover hebzucht staat is vrijgevigheid. Vrijgevigheid bevindt zich in het midden tussen hebzucht (alles verzamelen en bij je houden) en spilzucht (alles met groot gemak uitgeven). Soms lijden mensen niet alleen aan hebzucht, maar tegelijkertijd ook aan spilzucht. Als ze een hoop geld hebben uitgegeven moeten ze manieren bedenken om dat geld weer aan te vullen. Maar zodra het aangevuld is, geven ze het weer uit. En zo leven ze in een eindeloze cirkel tussen spilzucht en hebzucht.

Vrijgevige mensen staan bekend om hun vrijheid ten opzicht van hun geld en bezittingen. Ze kunnen er zuinig op zijn en goed voor zorgen, maar ze kunnen het met hetzelfde gemak ook blijmoedig weg geven aan iemand die het nodig heeft. 

De houding van je hart is de kern van vrijgevigheid. Het gaat er niet om hoeveel je geeft maar hoe je geeft. Denk maar aan de arme weduwe die twee muntjes in de offerkist gooide. Zij was bereid om vanuit haar armoede te geven. Maar er is ook het voorbeeld van Jozef van Arimatea die zijn (mooie, dure) graf aan Jezus afstond. Ook bij die gift gaat het niet om de grootte ervan maar om de intentie die erachter zit en de vrijheid waarmee je in staat bent om het te geven.

Welke belemmeringen kunnen we ervaring als het gaat om vrijgevigheid? Wat maakt het zo moeilijk om dingen weg te geven? In de eerste plaats vinden we het vaak moeilijk om geld of dingen weg te geven waar we zelf hard voor gewerkt hebben. Kinderen vinden het fantastisch om het geld van hun ouders in de collecteschaal te doen, maar zodra van ze gevraagd wordt om iets van hun eigen, zelf verdiende geld af te staan wordt het een ander verhaal. We hebben het gevoel dat, omdat we er voor gewerkt hebben, het geld van ons is. Hebzucht gaat niet per definitie over steeds meer en meer, maar ook over wat van mij is en waarvan ik vind dat ik er recht op heb.

Een tweede belemmering is de ervaring van echte armoede en gebrek in je leven. Mensen die zo’n periode gekend hebben willen daar absoluut niet naar terug. Soms leidt dat tot een overmatige nadruk op zuinig zijn en sparen ook in tijden waarin dat niet meer nodig is.

Het is natuurlijk altijd belangrijk om de juiste balans te houden tussen wat je voor jezelf nodig hebt, wat je spaart en wat je weg geeft. Die balans kan voor iedereen anders uitvallen, afhankelijk van de fase en de omstandigheden van je leven. 

Augustinus en Aquino hebben allebei veel geschreven over de behoefte aan eten, geld en kleding die we nodig hebben in dit leven. Zij benadrukken dat het belangrijk is om werkelijk als mens te kunnen leven en tot bloei te kunnen komen. Daar hebben we meer voor nodig dan alleen droog brood en tot op de draad versleten kleding. We hoeven onze uitgaven dus niet te beperken tot het hoogst noodzakelijke. Er is ruimte voor meer zolang dat bijdraagt aan onze menselijkheid, onze groei en onze bloei. Een belangrijk gegeven daarbij is dat we vrij zijn en niet verslaafd aan onze spullen. Onze spullen en ons geld moeten ons dienen, niet wij hen.

Zoals met alle hoofdzonden is hebzucht een ontspoorde vorm van liefde voor dingen die in zichzelf niet verkeerd of slecht zijn. Geld en bezittingen zijn niet slecht van zichzelf, ze kunnen zelfs heel behulpzaam zijn. En er is een plek in ons leven voor luxe. Vasten en feesten sluiten elkaar niet uit, zij bestaan naast elkaar. 

Hebzucht laat ons mensen gebruiken om onze liefde voor geld te dienen in plaats van ons geld te gebruiken om onze liefde voor mensen te dienen. Bij hebzucht draait het om de vraag wat wij eruit halen en of het ons iets oplevert. Hebzucht schuurt daarmee dicht langs de opvatting dat mensen, dingen of werk alleen nuttig zijn als het geld opbrengt. Dat kleurt onze visie op oude en zieke mensen en op zorg- en opvoedingstaken die onbetaald verricht worden. In onze maatschappij hebben we de neiging om alles in geld uit te drukken. Het gaat dan meer over welvaart dan over welzijn. Ook dat is iets dat voortkomt uit hebzucht.

Paulus beschrijft geldzucht als de wortel van alle kwaad (1 Tim. 6:10). Mensen zijn bereid om heel veel kwaad te doen om geld te verkrijgen en als ze het hebben gebruiken ze geld om ander kwaad mee te bedekken of af te kopen. Maar dat is niet de belangrijkste reden voor Paulus om dit te zeggen.

Geld stelt ons in staat om voor onszelf te zorgen. Daarmee komen we in de verleiding om ons niet langer afhankelijk te weten van God en Zijn zorg voor ons. We hebben gezien dat trots de wortel is van alle hoofdzonden. Trots is ook de wortel van hebzucht omdat trots ons verleidt om ons onafhankelijk van God op te stellen en hebzucht en geld ons de mogelijkheid geven om dat te doen. We zorgen liever voor onszelf in plaats van op God te vertrouwen. Dan weten we zeker dat we krijgen wat we willen, denken we.

Maar we zullen nooit in staat zijn om ons diepe, menselijke verlangen naar het eeuwige volmaakt goede te vervullen met tijdelijke, materiële zaken. Daarom komt er geen eind aan de verlangens van hebzuchtige mensen en levert een hebzuchtig leven uiteindelijk frustratie en ontevredenheid op. Ook Jezus wijst ons in de Bergrede hierop (Matth. 6:19-34). Hij verbindt tevredenheid en vrij zijn van bezorgdheid aan waar we ten diepste ons hart en onze liefde op richten. De dingen van deze aarde gaan voorbij en kunnen ons nooit volledig vervullen. De dingen van God zijn blijvend en Hij is onze diepste bron van vervulling.

 

De zeven hoofdzonden omschrijven niet Gods koninkrijk maar manieren waarop wij ons eigen koninkrijk proberen te bouwen. Daar tegenover staan verschillende deugden waarmee we leren om te leven in Gods Koninkrijk. Daarom kijken we een seizoen lang naar christenen uit de eerste eeuwen en hun omgang met de zeven hoofdzonden. Zo ontdekken we hoe de hoofdzonden de valkuilen vormen van onze eigen koninkrijkjes en de deugden de bouwstenen van een leven in Gods Koninkrijk.