De zeven hoofdzonden omschrijven niet Gods koninkrijk maar manieren waarop wij ons eigen koninkrijk proberen te bouwen. Daar tegenover staan verschillende deugden waarmee we leren om te leven in Gods Koninkrijk. Daarom kijken we een seizoen lang naar christenen uit de eerste eeuwen en hun omgang met de zeven hoofdzonden. Zo ontdekken we hoe de hoofdzonden de valkuilen vormen van onze eigen koninkrijkjes en de deugden de bouwstenen van een leven in Gods Koninkrijk.
Bij de zeven hoofdzonden speelt liefde een grote rol. Eigenlijk komen alle zonden voort uit een verkeerd gerichte liefde. Soms betekent het dat je het verkeerde liefhebt. Dit is het geval bij afgunst, zelfingenomenheid, hebzucht en woede. Er is dan iets in je leven dat je liever is dan God zelf. Soms betekent het dat je het goede te veel liefhebt. Dat gebeurt bij lust en gulzigheid. Je houdt dan teveel van dingen die in zichzelf goed zijn maar niet in de plaats van God mogen staan.
Deze maand kijken we naar gemakzucht. Gemakzucht is een zonde die niet zozeer gaat over het verkeerde liefhebben of het goede teveel liefhebben, maar juist over het goede te weinig liefhebben. Gemakzucht wordt ook wel vertaald met luiheid. Maar het gaat dan niet over een avondje op de bank netflixen met een zak chips, maar over luiheid in onze liefde voor God.
De definitie van gemakzucht
Over deze hoofdzonde wordt vaak lacherig gedaan. Want wat is er nu mis met een beetje luieren? Aan de andere kant wordt hard en gedisciplineerd werken in onze cultuur op hoge waarde geschat. We kijken neer op mensen die in onze ogen lui en ongedisciplineerd zijn. Zij hebben hun armoede, ziekte of tegenslag aan zichzelf te danken. Hadden ze maar niet zo lui moeten zijn! Maar in feite zijn zowel te weinig doen als te hard werken beiden symptomen van deze hoofdzonde.
Evagrius van Pontus, een woestijnvader die leefde in de 4e eeuw na Christus, omschrijft deze zonde als de ‘demon van het middaguur’. Heel beeldend beschrijft hij wat er met de monnik gebeurt die wordt aangevallen door deze demon:
Ten eerste doet hij het voorkomen alsof de zon maar langzaam of niet beweegt en dat de dag nog minstens vijftig uur duurt. Dan dwingt hij de monnik om steeds weer uit het raam te kijken, om uit zijn cel te komen, om naar de zon te kijken om te zien hoe lang het nog duurt voor het negende uur (15:00 in de middag) komt, om deze kant op te kijken en die kant… Vervolgens wakkert hij in hem een afkeer aan voor de plaats zelf en voor zijn manier van leven en voor het werk. En ook het idee dat de liefde tussen de broeders is verdwenen en dat er niemand is om hem te troosten. En als er tijdens die dagen iemand is die de monnik heeft beledigd dan gebruikt de demon dat om zijn afkeer van de plek nog verder te vergroten. Hij brengt hem tot een verlangen naar andere plekken waar hij eenvoudig de middelen kan vinden om in zijn bestaan te voorzien en een vak kan uitoefenen dat gemakkelijker is en meer oplevert. Hij voegt daar nog aan toe dat het behagen van God niet gebonden is aan een bepaalde plek want de Schrift zegt dat God overal aanbeden kan worden (zie Joh. 4:21-24). Hij voegt bij deze suggesties de herinneringen aan zijn naaste verwanten en zijn leven voordat hij monnik werd toe, hij houdt hem de lange tijd van leven die hij nog voor zich heeft voor ogen terwijl hij de lasten van het leven in matiging beschrijft en zo gebruikt hij elk middel om de monnik zijn cel uit te krijgen en dit stadium te ontvluchten.
Evagrius beschrijft hier een zekere mate van (lichamelijke) luiheid, maar het is voor hem een symptoom dat verwijst naar een dieper liggend probleem: een ernstige geestelijke aanvechting die tot uitdrukking komt in afkeer, een gevoel van onderdrukking of zelfs weerzin. Voor de woestijnvaders was het een extreem krachtige en serieuze zonde, een zonde die de fundamenten van je toewijding aan God en je geloofsgemeenschap bedreigde. Het is een geestelijke zonde volgens Evagrius omdat het betrekking heeft op je innerlijke weerstand en afstandelijkheid tegen je roeping en je identiteit als christen en de daden die daar bij horen. Verzet tegen lichamelijke of geestelijke inspanning is een zonde wanneer het gepaard gaat met innerlijke ontevredenheid en verzet tegen je identiteit als gelovige en lid van de gemeenschap. Zowel de innerlijke als de uiterlijke kenmerken van deze zonde hangen dus samen met je houding tegenover de eisen die het onderhouden van je relatie met God aan je stelt.
Hoe gemakzucht eruit ziet
Paulus schrijft het volgende: “Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” (Gal. 2:19,20). Wanneer Christus in ons leeft, wordt ons hele wezen hierdoor veranderd: het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Aan de Efeziërs schrijft hij: “Maar jullie moeten nu gaan leven als nieuwe mensen. Want jullie zijn van binnen veranderd, jullie kennen nu de waarheid. Daardoor weten jullie dat je eerlijk en heilig moet leven. Dat is waarvoor God de mensen gemaakt heeft.” (Ef. 4:24 BiGT). God is met zijn Geest in ons aan het werk om ons te helpen om te leven als nieuwe mensen. De Geest en wij werken daarin samen. We noemen dat in onze kerk ook wel ‘heiliging’. Dit is een proces dat ons leven lang duurt en waarin we nooit uitgeleerd raken.
Als we de zonde van gemakzucht ruimte geven in ons leven betekent dat dat we niet langer met God samen willen werken aan ons proces van heiliging, aan het (leren) leven als nieuwe mensen. Ons leven en onze wil worden geheiligd in en door veel keuzemomenten in ons leven. Onze liefde voor God daarin en onze keuze om met Hem en voor Hem te leven moet elke dag opnieuw geleefd worden. Dat vraagt om uithoudingsvermogen en toewijding. En juist daarin ligt de gemakzucht op de loer.
Gemakzuchtig zijn is dus je verzetten tegen de vreugde die je hoort te hebben over je één zijn met God en je toewijding aan Hem in liefde. Als je gemakzuchtig bent verzet je je tegen je identiteit in Christus en Zijn aanwezigheid in je hart. Je dwarsboomt Zijn bedoeling om je een navolger van Christus te maken en je te laten vormen door Hem in je leven. Dat kan met recht een hoofdzonde genoemd worden!
De strijd binnenin ons
Maar hoe is het mogelijk dat we Gods liefde weerstaan? Gods liefde en genade zijn de grootste gaven die we ooit kunnen bezitten. Wie kan daar nu tegen zijn? Toch is dat iets dat de apostel Paulus al beschrijft. Hij noemt dat de strijd tussen de Geest en onze oude natuur, het is het verzet tegen de verandering van onze oude mens in de nieuwe mens in Christus:
“Laat je leiden door de heilige Geest. Geef niet toe aan je eigen slechte verlangens. Want in je hart vechten die slechte verlangens en de heilige Geest met elkaar. De Geest wil niet dat je luistert naar je verlangens. En je verlangens willen niet dat je luistert naar de Geest. Je kunt dus niet zomaar doen wat je wilt.” Gal. 5:16, 17 BiGT
Er vindt een geestelijke strijd plaats binnenin onszelf. We zijn geschapen om in een relatie met God te leven. Maar als we gemakzuchtig zijn in onze omgang met God hebben we ervoor gekozen om deze relatie niet langer te zien als de enige en belangrijkste manier om vervulling te vinden in ons leven maar om iets anders ons te laten vervullen. Dat is één van de redenen waarom gemakzucht niet gelijk gesteld kan worden met luiheid. Mensen die gemakzuchtig zijn in hun relatie met God steken juist heel veel energie in het afleiden van zichzelf om de pijn en het gemis van hun situatie niet te hoeven voelen.
De gevolgen van gemakzucht
Gemakzucht biedt weerstand tegen onze heiliging - de veranderende kracht van Gods liefde in ons. Het ondermijnt onze bereidheid om onze oude liefdes weg te doen voor de liefde van Christus. Daarmee ondermijnt het in feite onze bereidheid om voor het goede te leven aangezien God de bron is van al het goede in deze wereld.
Gemakzucht heeft hierdoor twee gevolgen:
- Het zorgt ervoor dat we alle mensen en activiteiten willen vermijden die ons herinneren aan onze identiteit in Christus: bijbel lezen, bidden, naar de kerk gaan etc.
- Het bouwt een muur tussen ons en de eisen die het liefhebben van de ander aan ons stelt. God heeft ons opgedragen om de ander lief te hebben als onszelf. Wanneer we echter Gods liefde voor onszelf weigeren te aanvaarden dan zijn we ook niet in staat om onze naaste lief te hebben en ons aan hem of haar toe te wijden.
Geworteld in het verzet tegen Gods liefde kan gemakzucht zich op twee manieren uiten: in gelatenheid of juist in overmatig bezig zijn en druk zijn. We kiezen voor gelatenheid als we denken dat we niet kunnen ontsnappen aan dat wat ons neerdrukt. Als we echter denken dat we er wel aan kunnen ontsnappen steken we al onze energie daarin en zijn overmatig druk in de weer. Ergens tussen deze gelatenheid en overmatige drukte bevindt zich het heilzame midden waar God ons rust geeft. Niet voor niets sprak Augustinus zijn beroemde woorden: “Ons hart is onrustig tot het rust vindt in U”.
Wat kun je er tegen doen?
Gemakzucht is een zonde waar maar moeilijk een oplossing voor te vinden is. Het heeft een zichzelf in stand houdende dynamiek omdat het juist weerstand biedt tegen dat wat de oplossing is: Gods liefde. De strategie die de woestijnvaders hiertegen ontwikkelden kan daarom nogal tegen-intuïtief voelen: in plaats van een andere manier te zoeken om je relatie met God weer nieuw leven in te blazen adviseren zij om juist te blijven waar je bent. Evagrius (die we al eerder in dit stuk tegen kwamen) schrijft:
Je moet je cel niet verlaten als je geplaagd wordt door verleidingen en geen excuses bedenken die alleszins redelijk lijken. Nee, je moet in je cel blijven zitten, je doorzettingsvermogen oefenen… Weglopen voor deze worstelingen en ze ontlopen leert je verstand om ongetraind, laf en ontwijkend te zijn.
Samengevat: we moeten niet weglopen voor dat waarvoor we geroepen zijn. We moeten onze ware geestelijke roeping en identiteit in Christus accepteren en er aan toegewijd blijven wat het ook van ons vraagt. De toewijding van de monnik aan het religieuze leven werd belichaamd in zijn bereidheid om in zijn cel te blijven in plaats van naar de stad te vluchten. Je cel verlaten stond gelijk aan het achter je laten van je geestelijke doel en roeping. Lichamelijk aanwezig blijven betekende tegelijk geestelijk aanwezig blijven ook als je je geestelijk niet heel betrokken of enthousiast voelde.
Wat is de gedachte hierachter? Ons enthousiasme en onze energie in onze relatie met God komen en gaan en we kennen allemaal perioden van vervreemding of leegte in ons geestelijk leven. Dat is verbonden met het feit dat we nu eenmaal breekbare en kwetsbare mensen zijn. Daarom hebben we het nodig om ook in tijden van geestelijke droogte op onze plek te blijven, vol te houden en door te gaan. Zo bereiden we onszelf het beste voor op de terugkeer van onze liefde voor God. Want Zijn liefde faalt nooit!