Deze keer wil ik met jullie wat dieper ingaan op de tactiek van de duivel. In brief 6 lezen we daar een mooi citaat over: 

‘Stel je je patiënt voor als een verzameling concentrische cirkels, waarvan de binnenste zijn wil is, de volgende zijn verstand en de laatste zijn fantasie. Je kunt nauwelijks hopen dat je in één klap alles wat naar de Vijand riekt uit al die cirkels zult verwijderen. Maar je moet voortdurend bezig blijven de deugden naar buiten toe te duwen zodat ze uiteindelijk allemaal in de fantasie-cirkel belanden, en alle wenselijke dingen naar binnen toe, naar de wil. Echt fataal voor ons is alleen een deugd die de wil bereikt en de vorm van een gewoonte aanneemt.’ (blz. 32)

 

Hiermee schets C.S. Lewis een soort diagram van hoe een mens in elkaar zit: 

Als iets goed is en van God komt, moet Galsem het naar de buitenste ring duwen, waar de fantasie en het gevoel zitten. Al het kwaad moet in de richting van de wil (dus naar het centrum) geduwd worden. Waarom? Lewis zag de wil zoals het Oude Testament spreekt over het hart: het is de plek waar de werkelijke keuzes gemaakt worden, de keuzes die je vormen, de keuzes die ertoe doen. Daarom moet Galsem zorgen dat zijn patiënt voortdurend in een staat leeft waarin zijn fantasie en zijn gevoelens de boventoon voeren, zo ver mogelijk weg van het huidige moment. Want alleen keuzes die gemaakt worden in het huidige moment (het hier en nu) brengen iemand dichter bij God. Voor Lewis brengt elke keuze die je maakt, hoe klein en onbeduidend hij op het eerste gezicht ook mag lijken, je of dichter bij God of verder bij God vandaan. Al die keuzes samen vormen je tot wie je uiteindelijk bent.

Schroeflik is daarom een groot voorstander van ‘gevoelens’. Voortdurend spoort hij Galsem aan om de patiënt bezig te laten zijn met wat en hoe hij zich voelt. Voor Schroeflik is er namelijk niets ergers voor te stellen dan een mens die met haar wil (dus niet per se met haar gevoel!) is toegewijd aan God. Iemand die met haar wil is toegewijd aan God ontwikkelt een volharding in het geloof door de vele (vaak kleine) keuzes die zij maakt in de loop van haar leven en haar relatie met God.

De patiënt moet daarom zo min mogelijk in het hier en nu leven en zoveel mogelijk in een fantasiewereld. Het is prima om te dromen van goede daden en een deugdzaam leven. Dat kan op geen enkele manier kwaad doen in de ogen van Schroeflik. Het wordt pas gevaarlijk (voor Schroeflik dan…) als we onze woorden omzetten in daden. Als we daadwerkelijk stap voor stap proberen om Jezus na te volgen. Als we serieus werk maken van ons geloof.