Deze maand kijken we naar een hoofdzonde die in onze tijd vaak wordt gezien als een nuttige eigenschap. Want wie wil er nu niet mooi en beroemd zijn en op je allerbest op instagram staan? Zelfingenomenheid is het bovenmatige en verkeerde verlangen naar erkenning en goedkeuring van anderen. En dit verlangen kennen we allemaal. We willen allemaal erkend en gezien worden om wat we doen en om wie we zijn. En op zich is daar ook niets mis mee. Het gaat pas fout als het uit de hand loopt. Als we in de ban zijn van zelfingenomenheid hunkeren we te sterk naar deze erkenning, zo sterk zelfs dat het ons niet eens meer uitmaakt of de erkenning die we krijgen terecht is of niet.

Zelfingenomenheid wordt vaak verward met trots, maar het is niet hetzelfde. Mensen die trots zijn willen graag de allerbeste zijn in iets, superieur en beter dan alle anderen. Zelfingenomen mensen hoeven niet per se de beste in iets te zijn, ze willen er gewoon het meeste applaus voor krijgen. Want wat heeft het voor zin om iets heel goed te kunnen of ergens heel veel vanaf te weten als niemand het ziet? Trotse mensen zouden daar nog wel door verleid kunnen worden, maar zelfingenomen mensen beslist niet. Bij zelfingenomenheid gaat het eigenlijk niet eens zozeer om wat je doet of kunt, maar om de erkenning die je ermee kunt krijgen in je omgeving. Je hoeft er niet eens echt iets voor te kunnen. Denk maar aan beroemdheden die aandacht krijgen alleen door de kleding die ze dragen als ze naar een gala of een andere gebeurtenis gaan. Het draait bij zelfingenomenheid vooral om de indruk die je maakt op anderen.

De middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino zet tegenover de zonde van de zelfingenomenheid de deugd van de onbaatzuchtigheid. Mensen die onbaatzuchtig zijn, houden zich bezig met de dingen waar ze zich door God toe geroepen voelen. Zij zijn vaak inspirerend door hun daden en laten daarmee iets zien van Gods goedheid en zijn schoonheid in deze wereld. Dat is een voorbeeld voor ons van dingen die onze eer en roem werkelijk waardig zijn.

Zoals gezegd is zelfingenomenheid een ontspoord verlangen naar erkenning en goedkeuring. Dit verlangen kan op twee manieren ontsporen:

  • we kunnen verlangen bewonderd te worden om de verkeerde dingen: we zoeken erkenning voor dingen of kwaliteiten die onbelangrijk of oppervlakkig zijn of zelfs voor kwaliteiten die we feitelijk niet eens bezitten (maar waarvan we de schijn ophouden dat we ze bezitten) 
  • we kunnen verlangen bewonderd te worden op de verkeerde manier: we willen zo graag bewonderd worden dat we letterlijk alles doen om het te krijgen, zelfs er met de eer van het werk van anderen vandoor gaan, alle eer naar onszelf toetrekken of gekke, onbesuisde dingen doen zolang het maar aandacht trekt

De kern van de zonde van zelfingenomenheid is dat we ten diepste weigeren om God de eer te geven voor de dingen of de kwaliteiten die we van Hem hebben ontvangen.

Twee afgeleide vormen van zelfingenomen zijn zijn opschepperij en de ‘liefde voor nieuwe dingen’. Als we opscheppen met onze woorden of onze daden vestigen we de aandacht van de ander direct op onze eigen goede eigenschappen. Met de liefde voor nieuwe dingen kunnen we er voor zorgen dat we steeds het nieuwste model telefoon of een andere gadget hebben waarmee we dan in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. 

Jezus benoemt de zonde van zelfingenomenheid letterlijk in de Bergrede. Opvallend genoeg waarschuwt Hij met name tegen de religieuze variant ervan! Het kan immers o zo verleidelijk zijn om te doen alsof je een betere, vromere christen bent dan je werkelijk bent om daarmee de aandacht en de erkenning van andere gelovigen te winnen. Maar Jezus maakt duidelijk dat je dan ook nooit meer zult krijgen dat deze erkenning met Zijn opmerking: “Zij hebben hun loon al ontvangen.” Hij noemt deze mensen ‘huichelaars’ en wat Hij over hen te zeggen heeft is niet mals:

Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.

(Mattheus 23:27, 28)

Zelfingenomen gedrag kan ons wellicht het applaus en de erkenning van anderen opleveren, maar de prijs die we ervoor betalen is hoog. We creëren er afstand mee tussen onszelf en de ander door de ander te beschouwen als applausmachine, een saaie achtergrond waartegen wij mogen schitteren of een middel om onze reputatie mee op te bouwen. Relaties, zowel die met mensen als met God, bloeien op bij oprechtheid en waarheid. Maar als we alleen maar bezig zijn met onze reputatie schenken we geen aandacht aan andere mensen en zijn we ook bang om hen onze fouten en tekortkomingen te laten zien. Daarmee isoleren we onszelf. Hoewel we met zelfingenomenheid in het middelpunt van de aandacht staan, maakt het ons eenzamer dan ooit.

De manier om aan zelfingenomenheid te ontsnappen is dan ook om te zorgen dat we niet langer zelf in het spotlicht staan. We kunnen daarin een voorbeeld nemen aan Bach die niet alleen heel mooie muziek schreef, maar onder elk muziekstuk Soli Deo Gloria zette: alleen aan God de eer. Als we niet langer zelf het middelpunt vormen kunnen we leren om te leven vanuit Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons. Een liefde die ons werkelijk ziet en neemt zoals we zijn, ongeacht de dingen die we doen. Dan leven we een leven dat werkelijk vrij is en een leven voor het publiek van Eén!

De zeven hoofdzonden omschrijven niet Gods koninkrijk maar manieren waarop wij ons eigen koninkrijk proberen te bouwen. Daar tegenover staan verschillende deugden waarmee we leren om te leven in Gods Koninkrijk. Daarom kijken we een seizoen lang naar christenen uit de eerste eeuwen en hun omgang met de zeven hoofdzonden. Zo ontdekken we hoe de hoofdzonden de valkuilen vormen van onze eigen koninkrijkjes en de deugden de bouwstenen van een leven in Gods Koninkrijk.