Het thema van deze maand is ‘samen leven’. Samen leven kan heel mooi zijn, maar het kan ook moeite opleveren. Sommige van onze karaktertrekken maken ons niet gemakkelijker in de omgang. Daarom kijken we deze maand naar afgunst. Want afgunst sloopt relaties.
Afgunst kan een heel vernietigende kracht zijn in ons leven. Als we afgunstig zijn gaan we niet alleen op een heel vernietigende manier te keer tegen degene op wie we afgunstig zijn. Met onze afgunst komt vaak ook een behoorlijke dosis zelfverachting en zelfhaat mee. 

Laten we eerst even goed kijken naar de betekenis en definitie van het woord afgunst. In het dagelijks spraakgebruik wordt het vaak verward met woorden die erop lijken: jaloersheid, begeerte en hebzucht. Toch zijn dat allemaal net even andere begrippen.


Als je jaloers bent, wil je vooral graag hetzelfde hebben wat de ander ook heeft. Je gaat dus naar een winkel om precies hetzelfde te kopen als die ander. Jaloers zijn kan ook betekenen dat je bang bent dat wat je hebt van je afgenomen zal worden (in een relatie kan een partner daarom soms heel jaloers zijn).
Als je iets begeert, wil je niet hetzelfde hebben, maar je wilt precies dàt hebben dat die ander heeft. Het is niet voldoende om hetzelfde in de winkel te kopen. Je wilt per se die jas of die auto (of partner…) zodat de ander het niet meer heeft.
Als je hebzuchtig bent wil je vooral hetzelfde (en liefst meer of beter) hebben dan iemand anders. 
Maar als je afgunstig bent, is het niet genoeg om hetzelfde te hebben of meer en beter dan een ander. Het is ook niet genoeg om iets van iemand af te pakken. Bij afgunst gaat het erom de ander als persoon te raken. Je hoeft niet eens datgene wat die ander heeft in bezit te krijgen, zolang je er maar voor kunt zorgen dat de ander het niet meer heeft. 

Bij afgunst gaat het namelijk steeds om de vergelijking met de ander en hoe je daar in uitkomt. Mensen die afgunstig zijn meten hun zelfwaarde af aan anderen en zien hen als rivalen. Ze vergelijken zichzelf voortdurend met andere mensen. Als een ander iets goeds heeft, zijn ze niet alleen afgunstig om datgene dat de ander heeft maar ook omdat hun eigen gebrek aan datgene voor hen aanvoelt als een aanval op hun eigenwaarde. Ze zijn niet alleen jaloers omdat ze product X of eigenschap Y niet hebben (en de ander wel), ze voelen zich daarom ook minderwaardig ten opzichte van die ander.

Afgunst kan zich op verschillende manieren uiten: je gekwetst voelen door de talenten, het succes of het geluk van anderen, voortdurende en onnodige rivaliteit en competitie, je verheugen in andermans ellende en moeilijkheden, van kwade wil zijn, slechte motieven toekennen aan iemands daden, iemand kleineren of beledigen, valse beschuldigingen uiten, roddel en achterklap, iemand vijandig bejegenen, belachelijk maken of ronduit pesten. Het gaat vaak van kwaad tot erger en de afgunstige persoon voelt een ongekend groot genoegen als het haar lukt om haar tegenstander te ondermijnen en zo de ondergang van haar tegenstander te bewerkstelligen.

Als de afgunstige persoon er niet in slaagt om de ondergang van zijn tegenstander te bewerken, neemt zijn bitterheid toe en wordt zijn afkeer van de ander en hetgeen deze bezit alleen maar groter. Als het niet wordt aangepakt, kan het leiden tot haatgevoelens jegens die ander. 
Normaal gesproken haten we datgene wat  - in onze ogen - de weg naar ons geluk blokkeert. Als we afgunstig zijn wordt onze tegenstander ons object van haat. Hij of zij staat ons geluk in de weg, denken we. Het wereldbeeld van iemand die aan afgunst leidt is een vijandig wereldbeeld waarin iedereen een potentiële vijand is. 
Tot slot, als de haat zo diep verankerd is geraakt dat we hoe dan ook uitzijn op de ondergang van de ander, slaat onze haat over op degene die we verantwoordelijk houden voor de oneerlijke verdeling en gang van zaken in de wereld: God, het lot, de maatschappij of wie we hier maar verantwoordelijk voor houden.

Toch is iemand die afgunstig is niet geneigd om zijn strijd openlijk te voeren. Hij heeft een voorkeur voor passief-agressief gedrag en ‘een mes in de rug steken’. Hoe komt dat? 
Afgunst gaat vaak samen met een gevoel van machteloosheid en van minderwaardigheid. Dat zorgt voor een vorm van hulpeloosheid. Als je het werkelijk waard was en de macht had om beter te zijn dan de ander, dan had je dat allang gedaan. Door nu openlijk de strijd aan te gaan, laat je zien aan jezelf en je omgeving dat je minderwaardig bent. En dat wil de persoon die aan afgunst lijdt ten allen tijde voorkomen. 

Deze hulpeloosheid komt niet alleen voort uit minderwaardigheidsgevoelens maar ook uit een gevoel van gebrek aan controle. God, het lot, de maatschappij etc. hebben haar nu eenmaal in deze omstandigheden gebracht en er is weinig wat zij hier aan kan veranderen. Ze voelt zich erin opgesloten en eraan overgeleverd.  En wie kan het winnen van God, het lot of de maatschappij?

Opvallend genoeg worden mensen vaak afgunstig op iemand uit hun directe omgeving. Voor iemand die graag rijk wil zijn is het belangrijker om meer te verdienen dan zijn zwager in plaats van Jeff Bezos. Afgunst slaat toe wanneer iemands (vermeende) superieuriteit een bedreiging voor je vormt. En mensen die (te) ver van je afstaan vormen in dat opzicht geen bedreiging. 
Maar zelfs als het lukt om iemand te ‘verslaan’ is de vreugde daarover van korte duur. Want een positie aan de top kun je immers ook zo weer verliezen aan iemand anders die nog weer beter is dan jij?

Afgunst als zonde is een tegenpool van de liefde. Liefde zoekt het goede voor de ander en verheugt zich als het de ander goed gaat. Afgunst zoekt de ondergang van de ander en verbijt zich over de voorspoed de ander. Thomas van Aquino rangschikt afgunst onder de hoofdzonden omdat wie afgunstig is Gods liefde afwijst, zijn medemens haat en zo voor zichzelf een hel op aarde creëert. Als hoofdzonde is afgunst geworteld in trots omdat de afgunstige probeert om zelf te bewerkstelligen dat hij of zij een betere status krijgt en meer eigenwaarde door boven de ander uit te stijgen. 

De enige manier om aan de klauwen van afgunst te ontsnappen is om je eigenwaarde op een heel andere manier te gaan zien. Wie afgunstig is heeft een eigenwaarde die afhankelijk is van de vergelijking met anderen. Hun eigenwaarde hangt af van de vraag of ze - in ieder geval in hun eigen ogen - beter zijn dan hun rivalen. Hoe ziet eigenwaarde die onvoorwaardelijk en niet competitief is eruit?

Omdat afgunst een geestelijk probleem is, vraagt het om een geestelijke oplossing. Om afgunst tegen te gaan moeten we leren om te leven vanuit de onvoorwaardelijke liefde van God voor ons. God houdt van ons en Zijn liefde is onvoorwaardelijk. Die hangt niet af van onze morele staat van dienst, onze aantrekkelijkheid of onze maatschappelijke positie. God houdt van ons eenvoudigweg omdat we Zijn kinderen zijn. Als we leren te leven als Gods geliefde kinderen kunnen we blij zijn met en voor anderen en voel we ons niet bedreigd door hun voorspoed, geluk of succes.

 

De zeven hoofdzonden omschrijven niet Gods koninkrijk maar manieren waarop wij ons eigen koninkrijk proberen te bouwen. Daar tegenover staan verschillende deugden waarmee we leren om te leven in Gods Koninkrijk. Daarom kijken we een seizoen lang naar christenen uit de eerste eeuwen en hun omgang met de zeven hoofdzonden. Zo ontdekken we hoe de hoofdzonden de valkuilen vormen van onze eigen koninkrijkjes en de deugden de bouwstenen van een leven in Gods Koninkrijk.