Leven zonder zorgen is leven vanuit vertrouwen, vertrouwen dat God voor je zorgt en zal voorzien in de dingen die je nodig hebt. Gulzigheid is het tegenovergestelde van vertrouwen, je bent bang dat je tekort zult komen en daarom neem je meer dan je nodig hebt en laat je niets voor een ander over. Je neemt je leven zelf in handen in plaats van op God te vertrouwen en te leven zonder zorgen. Daarom is gulzigheid deze maand onze ‘hoofdzonde van de maand’. 

Bij de klassieke gulzigaard hebben we allemaal een beeld: zij is te dik en eet voortdurend, bijvoorkeur slagroomgebak of ander ongezond eten dat te veel, te vet en te zoet is. Daarom zal het je misschien verbazen dat gulzigheid niet één op één te maken heeft met te veel eten of dik zijn. Sterker nog, je kunt aan iemands uiterlijk helemaal niet zien of iemand een gulzigaard is. Een mager iemand kan heel goed lijden aan deze zonde, terwijl iemand die te dik is misschien wel helemaal niet met deze zonde worstelt, maar om een andere reden dik is.

Gulzigheid gaat dan ook niet over hoeveel we eten, maar over wat en hoe we eten en hoeveel plezier we er aan hebben. Eten is door God bedoeld als een plezierige bezigheid. En ook het fijne gevoel dat een gevulde maag je geeft, is door Hem zo bedoeld. Het zijn gaven die God aan de mensen heeft gegeven en we mogen er van genieten. 

Bij gulzigheid kruipt er echter iets in dat genieten dat ervoor zorgt dat dit plezier het hoogste en het enige wordt dat je nog zoekt. Eten wordt je diepste vorm van vervulling in je leven. Paulus omschrijft deze mensen als mensen die van hun buik hun god hebben gemaakt (Fil. 3:18, 19). Wat gulzigheid tot zo’n venijnige zonde maakt is dat het alles gaat beheersen, het komt boven alle andere dingen in je leven die belangrijk zijn. Daarmee heb je het goede lief op de verkeerde manier en probeer je je geestelijke behoeften te vervullen met aardse oplossingen. Dat maakt gulzigheid tot één van de hoofdzonden.

Al in de middeleeuwen onderscheidde men vijf vormen van gulzigheid: kieskeurigheid, verfijnd eten, te haastig, te gretig en te veel. De eerste twee vormen hebben te maken met wat we eten, de laatste drie met hoe we eten.

Kieskeurige mensen zijn voortdurend bezig met wat ze eten. Ze eten vaak helemaal niet veel, ze lusten soms juist bijna niets of volgen een dieet dat bijna alle vormen van voedsel uitsluit, zonder dat daar een medische noodzaak voor is. Als je een kieskeurig iemand bij je te gast hebt, is het moeilijk om diegene een plezier te doen omdat ze altijd zulke bijzondere wensen hebben. Het zijn ook typisch de mensen die in een restaurant altijd een menu laten aanpassen, soms tot in het absurde (‘Graag de pizza quattro fromaggio maar dan zonder kaas’).

Mensen die er een verfijnde manier van eten op na houden, eten alleen het aller, allerbeste of drinken alleen de mooiste wijnen. Hun voedsel moet altijd van de hoogste kwaliteit en bijzonder zijn. Ze eten nog liever niet dan dat ze zich tevreden stellen met in hun ogen minderwaardig voedsel.

Te haastig, te gretig en te veel eten horen bij elkaar. Iedereen die kinderen heeft opgevoed herkent deze vormen van eten die vaak samen voorkomen. Iemand die te haastig eet, steekt de volgende hap al in de mond voordat de eerste goed en wel gekauwd en doorgeslikt is. De te gretige eter schept meer op dan hij eigenlijk aan kan, maar eet het wel allemaal op, waarmee hij dan weer te veel eet. Sommige gezinnen hebben een term voor deze vorm van eten: ‘bunkeren’.

Hoewel we hier onderscheid maken tussen wat we eten en hoe we eten, onthullen al deze vormen van gulzigheid waarom we eten. De gulzige eter eet om zijn eigen (lichamelijke) behoeften te vervullen, behoeften die hij boven alle andere behoeften stelt.

Trek in eten of drinken is een lichamelijke behoefte. En een kenmerk van lichamelijke behoeftes is dat de vervulling ervan altijd tijdelijk is. Als je eet, krijg je vroeg of laat weer trek. Als je drinkt, krijg je toch weer dorst. Als je geslapen hebt, wordt je toch weer moe. Als je probeert om deze behoeftes boven alles te vervullen zul je merken dat je steeds sterkere prikkels nodig hebt om hetzelfde effect te bereiken. 

Het is goed en fijn om onze lichamelijke behoeften aan eten en drinken te kunnen vervullen. Maar we zijn meer dan louter lichamen die voedsel nodig hebben voor het in stand houden ervan. We zijn geestelijke wezens en onze diepste vervulling vinden we daarom niet in de bevrediging van onze lichamelijke behoeftes. Mensen die gulzig zijn verwarren hun geestelijke behoeften met hun lichamelijke behoeften. Zij proberen hun geestelijke gemis of pijn te compenseren met voedsel, bijvoorbeeld in emotie-eten als chips, koekjes en chocola. Als je dat maar vaak genoeg doet, loop je het risico dat je uit het oog verliest hoe je je geestelijke behoeften op een gezonde, geestelijke manier kunt vervullen.

Mag je dan helemaal niets meer eten wat je lekker vindt en moet je voortaan verder op water en brood? Dat zou weer het andere uiterste zijn. God heeft ons het voedsel gegeven om van te genieten, dus dat mogen we zeker doen. Hoe weet je of je dat op een goede manier doet?

Ten eerste: kijk of wat je eet goed en gezond voor je is en in de juiste hoeveelheid.

Ten tweede is eten een sociale activiteit. Let je er op dat andere mensen ook hun deel van het eten krijgen? En juist omdat eten een sociale activiteit is, is er ook ruimte voor extra lekker eten als er iets te vieren is en voor de troost die een warme maaltijd op het juiste moment kan geven. 

Zolang je eet met tevredenheid en dankbaarheid en zolang je zorgt dat wat en hoeveel je eet past bij je gezelschap en de omstandigheden kun je eten wat je wilt en zul je niet aan gulzigheid lijden.

Net als alle andere hoofdzonden, komt gulzigheid voort uit trots. Gulzigheid gaat niet alleen over het plezier dat we ontlenen aan eten, maar ook over het feit dat we denken dat we daarmee in staat zijn om voor onszelf te zorgen en in onze eigen behoeften te voorzien. In plaats van dat we ons voedsel in dankbaarheid van God aannemen en naar Hem uitkijken voor de vervulling van zowel onze lichamelijke als onze geestelijke behoeften, willen we zelf de touwtjes in handen hebben. Het doel van de gulzigaard is geluk te vinden in wat hij zelf kan doen, niet in wat God hem wil geven. Daarmee proberen ze te leven ‘bij brood alleen’ (terwijl Jezus juist heeft gezegd dat we niet van brood alleen leven, Matth. 4:4) en verliezen het zicht op Jezus die het Brood des Levens is. 

De manier om de grip van gulzigheid op je leven te doorbreken is om te vasten. Hiermee bereik je twee dingen: in de eerste plaats leer je (weer) waardering op te brengen voor eenvoudig en voedzaam eten. Maar daarnaast helpt het vasten van voedsel je ook om je honger naar geestelijk voedsel te ontwikkelen. Vasten leert je dat je van God afhankelijk bent en breekt de trots die zegt dat je wel voor jezelf kunt zorgen.

 

De zeven hoofdzonden omschrijven niet Gods koninkrijk maar manieren waarop wij ons eigen koninkrijk proberen te bouwen. Daar tegenover staan verschillende deugden waarmee we leren om te leven in Gods Koninkrijk. Daarom kijken we een seizoen lang naar christenen uit de eerste eeuwen en hun omgang met de zeven hoofdzonden. Zo ontdekken we hoe de hoofdzonden de valkuilen vormen van onze eigen koninkrijkjes en de deugden de bouwstenen van een leven in Gods Koninkrijk.